Afgelopendonderdag 24 augustus 2017 was de zitting bij de rechtbank Den Haag in de Afghaanse 1F zaak. Eisers in de zaak zijn een Afghaanse 1F’er en het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten.
In deze voor Nederland unieke zaak is de Nederlandse Staat aangeklaagd omdat de Raad van State weigert om zaken door te verwijzen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie (EU-Hof). De Raad van State, de hoogste instantie in Nederland die over vreemdelingenzaken gaat, heeft het EU-recht geschonden door geen individueel onderzoek te doen naar de 1F’er, en na te laten hierover prejudiciële vragen te stellen aan het EU Hof. Op grond van het EU-recht levert dat een onrechtmatige daad op van de Nederlandse Staat. Partijen vragen de rechtbank Den Haag om dit in een uitspraak te bevestigen.
De Afghaanse 1F’ers
Enkele honderden Afghanen in Nederland behoren tot de zogenaamde 1F’ers. Ze worden verdacht van oorlogsmisdaden omdat ze in de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw voor de Afghaanse geheime dienst zouden hebben gewerkt. De misdaden waarvan deze asielzoekers worden verdacht, zijn neergelegd in artikel 1F van het VN Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen uit 1951. Vanwege deze verdenking van oorlogsmisdrijven wijst Nederland hun asielaanvragen af. Ze kunnen echter veelal ook niet terug naar hun land van herkomst. Als gevolg hiervan bevindt een grote groep Afghanen zich in limbo.
De toekenning van de 1F-status aan deze Afghaanse vluchtelingen is gebaseerd op een ambtsbericht. Dit ambtsbericht komt erop neer dat alle medewerkers van de Afghaanse veiligheidsdienst in de jaren ‘80 en ‘90, ongeacht de uitgevoerde taken, oorlogsmisdaden zouden hebben gepleegd. In feite zou iedere asielzaak afzonderlijk en individueel moeten worden onderzocht wanneer er een artikel 1F verdenking bestaat. Bovendien, zou een dergelijke verdenking tot strafrechtelijke vervolging moeten leiden. In plaats daarvan kent Nederland de 1F-status aan de Afghanen categoriaal toe en heeft dit slechts in twee gevallen geleid tot vervolging (waarvan er één is veroordeeld voor oorlogsmisdaden).
Omdat de individuele betrokkenheid niet wordt onderzocht, belandt een grote categorie Afghanen in een juridisch vacuüm en zijn uitgezonderd van sommige basisvoorzieningen. De gezinsleden, die vaak wel een verblijfsvergunning hebben – en waarvan er inmiddels velen Nederlander zijn (geworden) – worden uitgesloten van toeslagen (huurtoeslag, Zorgtoeslag, Kinderopvangtoeslag), omdat hun partner/verzorger ongedocumenteerd is. Uitzetting naar Afghanistan is voor de meesten geen veilige optie en daardoor verboden op grond van artikel 3 EVRM. Kort gezegd, ze kunnen geen kant op. Voor sommigen is dit de situatie voor meer dan 15 jaar.
De uitspraak is op 11 oktober 2017. Lees de dagvaarding hier.