Tech & Rights

Turkije moet Grieks-Cypriotische slachtoffers compenseren

Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft bepaald dat Turkije wegens mensenrechtenschendingen 90 miljoen euro aan schadevergoeding moet betalen aan Grieks-Cyprioten.

by Polish Helsinki Foundation for Human Rights

Het besluit van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) komt in navolging van een arrest dat 13 jaar geleden werd uitgesproken op basis van een interstatelijke klacht van Cyprus tegen Turkije. Voor het eerst heeft het EHRM volgens artikel 41 van het Verdrag voor de rechten van de mens een schadevergoeding toegekend.

Cyprus is in tweeën gesplitst als gevolg van een militaire operatie van Turkije in juli en augustus van 1974. In november 1983 werd het noordelijke deel van het eiland door Turkije omgedoopt tot de Turkse Republiek Noord-Cyprus (TRNC), die in mei 1984 haar eigen grondwet kreeg. Volgens Cyprus is de totstandkoming van deze nieuwe staat niet verlopen volgens internationale regels en de internationale gemeenschap veroordeelde Turkije voor het uitroepen van de TRNC. Turkije beweerde dat zij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het handelen van de onafhankelijke TRNC. In een bij het EHRM ingediende klacht beschuldigde Cyprus Turkije ervan artikel 1 (de eerbiediging van mensenrechten) op verschillende manieren te hebben geschonden, net als bijna alle andere artikelen van het Verdrag voor de rechten van de mens, waaronder artikel 2 (het recht op leven), artikel 3 (verbod op marteling) en artikel 5 (recht op vrijheid en persoonlijke veiligheid). Sommige Grieks-Cyprioten verdwenen spoorloos, bij ontheemden werd huisvredebreuk gepleegd en de levensomstandigheden van Grieks-Cyprioten, de Roma-gemeenschap en de Turks-Cyprioten die zich verzetten tegen de TRNC verslechterden.

Op 10 mei 2001 erkende het EHRM de schending van artikelen 3, 5 en 8 van het verdrag, en artikel 1 van het protocol van het verdrag (eigendomsrecht). Dat laatste was het resultaat van het feit dat de gronden in het noordelijke deel van het eiland na de tweedeling van Cyprus niet meer toegankelijk was voor de Grieks-Cyprioten. Destijds bepaalde het EHRM dat het vraagstukk omtrent schadevergoeding in een later stadium aan de orde zou komen en de rechters in Straatsburg droegen beide staten expliciet op geen claims in te dienen zolang het grootste deel van het onderzoek niet was afgerond.

Terwijl het onderzoek omtrent het schadevergoedingsvraagstuk in de afrondende fase was, liet het EHRM de Cypriotische regering weten dat als er vóór 11 maart 2010 geen claim zou worden ingediend, een eventuele claim na die datum niet in behandeling zou worden genomen. De Cypriotische regering heeft nooit (expliciet) aangegeven dat het van haar claim op schadevergoeding af zou zien en de Turkse regering had kunnen weten dat het er vroeg of laat van zou komen. Nu, in mei 2014, is er eindelijk ook een uitspraak in de zaak gekomen. Het EHRM heeft Cyprus 30 miljoen euro aan schadevergoeding toegewezen voor de Grieks-Cyprioten wier familieleden zijn verdwenen en 60 miljoen euro schadevergoeding voor het leed dat wordt ondervonden door de Grieks-Cyprioten die een enclave vormen op het schiereiland Karpaz. Het geld zal over 1456 slachtoffers worden verdeeld. Het EHRM heeft het Comité van ministers van de Raad van Europa aangewezen om toezicht te houden op de uitvoering hiervan.

De Cypriotische regering heeft het EHRM verzocht om een declatoire uitspraak, waarmee zij hoopte dat, volgens het arrest uit 2001, Turkije daadwerkelijk verplicht zou worden te stoppen Grieks-Cyprioten te verbieden of verhinderen hun eigendomsrechten te laten gelden in het noordelijke deel van Cyprus. Het EHRM wenste echter niet op dit verzoek in te gaan en onderstreepte dat beide staten zijn overeengekomen om de laatste uitspraken in iedere zaak op te volgen. De toezicht op het uitvoeren van deze plicht ligt eveneens bij het Comité van ministers.