Tech & Rights

Roemenië veroordeeld voor mensenrechtenschendingen tijdens antiregeringsprotesten in 1990

Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft Roemenië schuldig verklaard aan het schenden van de mensenrechten van een tweetal personen tijdens de gewelddadig verlopen antiregeringsprotesten in Boekarest in juni 1990.

by The Association for the Defense of Human Rights in Romania – the Helsinki Committee

De Grote Kamer van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) – die alleen voor buitengewone zaken en intern beroep bijeenkomt – heeft op 17 september geoordeeld in de zaak Mocanu en anderen tegen Roemenië. De kamer heeft Roemenië schuldig verklaard aan het schenden van artikel 2, 3 en 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), nadat aanklagers Anca Mocanu, Marin Stoica en de Association ‘‘21 December 1989’’ hadden geklaagd over de gebrekkige efficiëntie van het internationaal onderzoek naar de gebeurtenissen die plaatsvonden tussen 13 en 15 juni 1990.

Van de straat gehaald en afgeranseld

De in 1948 geboren Roemeen Marin Stoica raakte op 13 juni 1990 na mishandeling kortstondig in coma op het hoofdkwartier van het staatstelevisiestation TVR. Stoica was onderweg naar zijn werk toen hij van straat werd gehaald, enkele uren werd vastgehouden en flink werd afgeranseld. De volgende dag werd hij wakker in het ziekenhuis, waar iemand hem adviseerde te verdwijnen om niet te worden opgepakt samen met andere protestanten. Uit angst ontvluchtte hij het ziekenhuis en kwam drie maanden zijn huis niet uit. De angst hield aan en zijn mishandeling veroorzaakte langdurige gezondheidsproblemen. In 2001, tien jaar later, diende hij een strafrechtelijke klacht in en kwam het onderzoek naar de zaak eindelijk van de grond.

De aanklager aan het hoofd van het onderzoek, Dan Voinea, ging aan de slag met de zaak van Stoica, één van de meer dan duizend slachtoffers, omdat er in deze zaak voldoende bewijs was om zowel de mishandeling als de blijvende gezondheidsschade aan te tonen. Het onderzoek naar de anti-regeringsprotesten en de gebeurtenissen die daarop volgden – ook wel de ‘‘mijnwerkersoveral’’ genoemd vanwege de naar schatting 10.000 mijnwerkers die met bussen naar Boekarest werden gebracht om de demonstratie de kop in te drukken – verliep langzaam en omhelsde veel stappen. Uiteindelijk werd het onderzoek na acht jaar van verzamelen van verklaringen en medische keuringen stopgezet door het bureau van de openbaar aanklager gelieerd aan het Hof van Cassatie, en werd niemand aangeklaagd.

Bij het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) werd de klacht van Stoica samengevoegd met twee andere zaken gerelateerd aan de demonstratie, die van Anca Mocanu, wier man omkwam tijdens de ongeregeldheden, en de Association ‘‘21 December 1989’’ omdat het hoofdkantoor van deze organisaties werd vernield door mijnwerkers. In de zaak Mocanu en anderen tegen Roemenië stond het gebrek aan een effectieve, onpartijdige en grondige identificatie en bestraffing van de verantwoordelijken van de gewelddadige onderdrukking van de demonstraties in juni 1990. De klacht van Stoica was gebaseerd op artikel 3 (verbod op onmenselijke en vernederende behandeling) van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM).

Verwijzing naar de Grote Kamer

In 2012 oordeelde het EHRM ten gunste van Mocanu en de Association ‘‘21 December 1989’’, maar ten nadele van Stoica omdat hij pas na de verjaringstermijn naar de rechter was gestapt. Diana-Olivia Hatneanu, de advocaat die Stoica verdedigde, verzocht de Grote Kamer naar de zaak te kijken. Dit verzoek werd geaccepteerd en op 2 oktober 2013 vond een openbare zitting plaats. Sinds het verzoek van de advocaat wordt Stoica bijgestaan door de Association for the defence of human rights in Romania – Helsinki Committee (APADOR-CH). Op 17 september heeft de Grote Kamer – die alleen voor buitengewone zaken en intern beroep bijeenkomt – Roemenië schuldig verklaard aan het schenden van artikel 2, 3 en 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

‘‘Nu de Grote Kamer definitief heeft geoordeeld zal Roemenië het onderzoek naar de mijnwerkers moeten heropenen. Ten aanzien van de mensen die bij de demonstraties zijn omgekomen komt deze verplichting voort uit het feit dat dergelijke misdaden geen verjaringstermijn kennen door de jurisprudentie van een andere zaak, namelijk de ‘Revolutiezaak’ [Association ‘‘21 December 1989’’ tegen Roemenië]’’, verklaarde Hatneanu. ‘‘De staat moet nu een doelmatig onderzoek houden, wat waarschijnlijk duidelijkheid zal verschaffen over de gebeurtenissen in juni 1990 en zal leiden tot de vervolging van de schuldigen, niet alleen ten aanzien van de doden toen zijn gevallen, maar ook wat betreft de geweldsdelicten en onrechtmatige opsluitingen. Als het gaat om ernstige mensenrechtenschendingen zouden er geen verjaringstermijnen moeten zijn.’’

‘‘Na 23 jaar van ongerechtigheid in Roemenië voel ik mij blij en gaat mijn gezondheid ondanks drie verwondingen vooruit omdat ik na zeven jaar van juridisch getouwtrek voor het Europees Hof, mijzelf heb kunnen tonen voor 17 rechters van de Grote Kamer uit 17 verschillende landen en ik meen dat zij mijn zaak serieus hebben genomen’’, liet Marin Stoica weten naar aanleiding van het arrest. ‘‘Ik ben er trots op Roemeens en Europees te zijn en ook op het feit dat de rechters de gebeurtenissen van juni 1990, die een tegenslag waren voor de opkomende Roemeense democratie, hebben geanalyseerd. Mijn dank gaat daarnaast uit naar het APADOR-CH, dat zich zeer professioneel en geduldig heeft opgesteld.’’