In 2010 werd de documentaire ‘Wilders The Movie’ over de Nederlandse politicus Geert Wilders uitgezonden. De documentairemakers onderzochten daarin de drijfveren van Wilders en zijn aanhang. Eén van de geïnterviewde personen was de verdachte, die werd gepresenteerd als aanhanger van Geert Wilders. De verdachte sprak onder meer over Arabieren als ‘fervent kontenbonkers’ die ook ‘kleine jongens neuken’, ‘dat is normaal in hun cultuur’. Hij heeft o.a. de volgende uitlating gedaan:
"Ja, gewoon als vraagstelling: zal iemand de moslims missen als ze opeens allemaal weg zouden zijn? Dan denk ik dat overal het antwoord ‘nee’ zal zijn, want ja, ze voegen niets toe aan de maatschappij. Het zijn echt de moslims die continu lopen te zeuren en te zeiken... en speciale rechten willen hebben en mensen lopen te bedreigen. En…stel ze zouden dat allemaal niet doen, dan zou er niets aan de hand zijn. Maar ja ze doen het wel en dat is het probleem."
Door twee personen is tegen de verdachte aangifte gedaan van 'groepsbelediging’, omdat zijn uitlatingen beledigend zouden zijn voor Arabieren, c.q. moslims.
Uitlatingen zijn beledigend voor moslims
Het gerechtshof Amsterdam vindt dat de verdachte moslims heeft bedoeld toen hij over Arabieren sprak. Ook meent het hof dat de uitlatingen dat moslims ‘fervent kontenbonkers’ zijn en zich schuldig maken aan het ‘neuken van kleine jongetjes’ naar hun bewoordingen zonder meer als beledigend aan te merken zijn wegens het geloof van moslims. Bij de beoordeling van deze uitlatingen is van belang dat ze zijn gedaan in het kader van het maatschappelijk debat. De verdachte deed immers zijn uitspraken tijdens een gefilmd interview met hem - voorafgaand aan een anti-islam-demonstratie in Berlijn waaraan de verdachte deelnam – dat, naar hij wist, werd afgenomen ten behoeve van een door de VPRO in Nederland uit te zenden documentaire over de politicus Geert Wilders.
Binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting
Volgens het hof moet iemand in een politieke context zaken van algemeen belang, waarvan hij of zij vindt dat ze van algemeen belang zijn, deze ook daadwerkelijk aan de orde kunnen stellen, ook als deze uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten.
Het gaat hier niet om onderbouwde stellingen over moslims in het algemeen in onsmakelijke bewoordingen, maar het maatschappelijke debat kenmerkt zich wel vaker door dat soort en provocerend taalgebruik.
De uitlatingen zijn volgens het hof niet zodanig kwetsend dat deze moeten worden beschouwd als aanzettend tot haat, geweld, discriminatie of onverdraagzaamheid. De uitlatingen zijn niet onnodig grievend te noemen. De verdachte heeft de grenzen van zijn recht op vrijheid van meningsuiting niet overschreden.
Lees de uitspraak: ECLI:NL:GHAMS:2016:828