Tech & Rights

Vrijheid van meningsuiting in Roemenië niet gewaarborgd: boetes voor vreedzaam protest

Meer dan 20 jaar nadat demonstranten in Roemenië hebben gestreden voor de vrijheid van meningsuiting in de grondwet, moeten ze dat vandaag de dag opnieuw doen, ditmaal voor de rechter. Boetes voor een vreedzaam protest zijn daarvoor de aanleiding.

by The Association for the Defense of Human Rights in Romania – the Helsinki Committee
Protest voor het Roemeense parlement

Artikel 30 van de Roemeense grondwet

"De vrijheid van het uiten van gedachten, meningen en geloofsovertuigingen en de vrijheid om dat in het openbaar verbaal, schriftelijk, in beelden, geluiden of met andere communicatiemiddelen te doen, zijn onschendbaar.’’

*

Meer dan 20 jaar nadat demonstranten in Roemenië en masse streden voor het opnemen van de vrijheid van meningsuiting in de grondwet, moeten ze dat vandaag de dag opnieuw doen, ditmaal voor de rechter. Dit komt door een gedateerde wet, die, vanwege de manier waarop zij door de autoriteiten wordt gehandhaafd, het grondwettelijke recht van burgers op vrijheid van meningsuiting inperkt. De Association for the Defense of Human Rights in Romania – het Helsinki Committee (ADAPOR-CH) heeft de afgelopen jaren verschillende malen geprobeerd om de betreffende wet (60/1991) gewijzigd te krijgen.

Protest bij het parlement

Mircea Toma, een journalist en activist die zich inzet voor de vrijheid van meningsuiting, nam samen met enkele collega’s van de ngo Active Watch in mei 2013 deel aan een spontane bijeenkomst die op Facebook kort daarvoor was aangekondigd. De bijeenkomst vond plaats voor het Roemeense parlement. Het betrof een kort en vreedzaam protest waarbij mensen hun mening lieten horen vanachter het hek rondom het parlement – de demonstranten waren niet binnengelaten op het terrein omdat er een vergadering werd gehouden. De demonstranten gingen na een half uurtje alweer hun eigen weg. Een maand later kregen Toma en enkele van zijn mededemonstranten een boete van omgerekend 110 euro thuisgestuurd omdat ‘‘zij hadden deelgenomen aan een ongeautoriseerde openbare bijeenkomst en hadden geweigerd gehoor te geven aan het politieverzoek om weg te gaan’’.

Toma tekende beroep aan tegen de boete bij een rechtbank in Boekarest. Hij verklaarde tegen de rechter dat er amper sprake was van een ‘‘openbare bijeenkomst’’: wat gebeurde is dat een groep van vijftien, besluiteloos ogende personen zich voor korte tijd ophielden op de stoep naast het hek van het parlement. Ja, ze uitten allemaal hun ongenoegen over het feit dat de vertegenwoordigers van het volk – leden van de ‘‘Industrie commissie’’ – een besloten sessie hielden. Tijdens die sessie werd gedebatteerd over een herziening van de mijnbouwwet – een herziening die particuliere ondernemingen meer bevoegdheid heeft gegeven om namens de staat de eigendommen van individuen te onteigenen. Dit vond plaats in mei 2013, net voordat de beweging ‘‘Samen redden wij Rosia Montana’’ het licht zag en duizenden mensen op de been zou brengen. Alles wat Mircea aantrof tijdens het op het laatste moment aangekondigde protest, was het handjevol personen dat gebruikelijk samenkomt om te protesteren tegen milieuvervuiling.

De politie was in grotere getale aanwezig dan de demonstranten en deed direct afbreuk aan het recht op vrijheid van meningsuiting: de demonstranten moesten aan de overkant van de straat gaan protesteren en mochten geen spandoeken met slogans meer tonen. Samen met een collega pakte Toma een spandoek en liep naar de andere kant van de straat. Hij kan zich niet eens precies herinneren wat er op het spandoek stond, waarschijnlijk luidde de boodschap: ‘’30 parlementsleden onteigenen 21 miljoen Roemenen’’. Twee politieagenten kwamen naar hen toe en vroegen om hun ID. Hun gegevens werden genoteerd en er werd hen verteld dat zij de straat verkeerd waren overgestoken, terwijl zij netjes over het zebrapad hadden gelopen.

In beroep tegen de boetes

Na een paar minuten ging de groep demonstranten uit elkaar en eindigde het protest zoals het was begonnen: vreedzaam. Later kwamen de boetes. Daartegen ging de advocaat van de APADOR-CH, Nicoleta Popescu, in beroep. Niet alleen op basis van de schending van het recht op vrijheid van meningsuiting, ook vanwege procedurele fouten. De procedure die is vastgelegd in wet 60/1991 is niet gevolgd: politieagenten moeten namelijk, als zij demonstranten uit elkaar willen drijven, herhaaldelijk visueel en hoorbaar kenbaar maken dat de demonstranten weg moeten gaan.

Ten aanzien van de boete van Toma heeft de zaak van Popescu geholpen: de rechtbank heeft de boete kwijtgescholden. Dat deed zij niet op basis van het feit dat hij het grondwettelijke recht heeft om op vreedzame wijze zijn ongenoegen te uiten over het werk van het parlement, maar omwille van het feit dat de agenten inderdaad geen megafoons en lichtsignalen hadden ingezet om de demonstranten uiteen te drijven.

Het argument van de vrijheid van meningsuiting werd alleen door de advocaten en de getuigen aangekaart, de rechter heeft hier geen enkele rekening mee gehouden in zijn uitspraak.

‘‘Uitspraak geen zege voor de democratie!’’

Naar aanleiding van de kwijtgescholden boete verklaart Toma: ‘‘Deze uitspraak is geen zege voor de democratie; het is uitermate teleurstellend dat de vrijheid van meningsuiting, ons voornaamste argument, door de rechtbank is genegeerd. Het is waar dat de wet [60/1991] cruciaal was om tot deze uitspraak te komen. De wet begint goed, zo waarborgt artikel 1 het recht van burgers op vrijheid van meningsuiting. Daarna volgen er echter een aantal voorwaarden die, volgens onze ervaring op straat, niet verenigbaar zijn met de in artikel 1 vastgelegde beginselen. We moeten ons mobiliseren om de wet te veranderen, we hebben een wet nodig die het recht op vrijheid van meningsuiting volledig respecteert.’’

Mircea Toma had geluk, een andere demonstrant, Andreea Petrut niet. Zij verloor haar zaak tegen de politieagenten en moet omgerekend 440 euro betalen omdat zij haar mening in het openbaar heeft guit.