Tech & Rights

Onschuldpresumptie niet geschonden in mediazaak

Medewerkers van een in Duitsland gevestigde Turkse tv-zender richtten twee liefdadigheidsorganisaties op en verzochten mensen via de zender om donaties over te maken. In 2006 startte het Duitse OM een onderzoek naar de misbruik van de donaties.

by Polish Helsinki Foundation for Human Rights

Na de oproep om geld over te maken heeft het Duitse OM Z. Karaman, een van de directeuren van de tv-zender, en een aantal medewerkers aangeklaagd voor fraude en verklaarde de regionale rechtbank van Frankfurt in 2008 twee van hen schuldig aan ernstige fraude. In die specifieke zaak werd Karaman niet veroordeeld maar werd zijn naam wel verschillende keren in de uitspraak genoemd.

Naar aanleiding daarvan trok Karaman naar het Duitse constitutioneel hof en wees erop dat zijn recht op een onschuldpresumptie was geschonden. Het constitutioneel hof was het daar niet mee eens en Karaman liet de zaak voorkomen bij het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM). In februari dit jaar oordeelde het EHRM dat er sprake kan zijn van een schending van het recht op een onschuldpresumptie als de gegevens van derde personen voorkomen in de gronden van de veroordeling van degenen die daadwerkelijk terecht stonden. De rechters in Straatsburg waren het wel met het Duitse constitutioneel hof eens dat bij een ingewikkeld proces tegen meerdere verdachten (die echter niet gelijktijdig berecht worden), het nodig is voor de rechter om de betrokkenheid van derden te analyseren om zo op correcte wijze schuld te kunnen bepalen. De rechter dient echter enkel te wijzen op feiten ten aanzien van derden die strikt noodzakelijk zijn.

Het EHRM wees erop dat er binnen de Duitse wet sprake is van een onschuldprincipe. Op basis daarvan dient een rechtbank niet te oordelen over de schuld van mensen die in een rechtszaak niet worden berecht. Om tot een uitspraak te komen moest de regionale rechtbank van Frankfurt wel kijken naar de locatie van de leden van de criminele organisatie verantwoordelijk voor het verduisteren van het geld (zij bevonden zich in Turkije). Om tot een algehele analyse van de feiten te komen kon de rechtbank niet anders dan verwijzen naar Karaman, bij wiens tv-station de fraude plaatsvond.

Het EHRM stelde dat in de bewijsmotivering van de rechtbank van Frankfurt, Karaman wordt genoemd als de ‘‘aangeklaagde in een andere rechtszaak’’. Elders wordt gesproken over ‘‘mensen die op de achtergrond opereren’’. In de ogen van het EHRM oordeelde de rechtbank daarmee niet over de schuld van Karaman, waartegen op dat moment nog juridische stappen werden ondernomen. Zowel in de uitspraak van de rechtbank als in die van het constitutioneel hof werd gewag gemaakt van het feit dat het aanmerken van Karaman als schuldige, een overtreding zou zijn van de onschuldpresumptie, zoals beschreven in het wetboek van strafrecht. Het EHRM kwam tot de conclusie dat in een dergelijk ingewikkelde zaak waarin zoveel mensen werden aangeklaagd, de Duitse rechtbanken de onschuldpresumptie (en daarmee ook het Verdrag voor de rechten van de mens) niet hadden geschonden. Twee rechters diende een afwijkend standpunt in door te beweren dat het plaatsen van de naam Karaman dichtbij de beschrijving van de leiding van de criminele organisatie een ondubbelzinnige verwijzing was naar zijn schuld.

Deze zaak laat zien hoe moeilijk het kan zijn voor rechters om te handelen in het geval van verschillende gerelateerde rechtszaken. Enerzijds moeten zij zien te voorkomen tot besluiten te komen die voorafgaan aan de definitieve rechterlijke uitspraak, anderzijds moeten zij de feiten zo nauwkeurig mogelijk reconstrueren zodat zij op eerlijke wijze kunnen oordelen, zonder daarbij het vonnis van andere, gerelateerde zaken te beïnvloeden.