Tech & Rights

Een mening hoef je niet te kunnen aantonen

​Ook al is het gerechtvaardigd om verkiezingskandidaten te behoeden voor smaad en laster, mogen zij wel en nauwlettend worden gevolgd en mogen meningen over hen worden geuit, zo oordeelt het Europees Hof voor de rechten van de mens.

by Polish Helsinki Foundation for Human Rights

Tijdens de verkiezingscampagne voor het burgermeesterschap van het Duitsje dorpje Amöneburg in mei 2005, deelde kandidaat Ulrich Brosa pamfletten uit waarin werd opgeroepen niet te stemmen voor F.G., de leider van de oppositie die destijds ook gemeenteraadslid was. In het pamflet werd gewezen op de nauwe banden die F.G. zou onderhouden met een neonazistische groepering. F.G. ontkende de aantijgingen en verklaarde er geen extreemrechtse sympathieën op na te houden.

Naar aanleiding van juridische stappen van F.G. werd Borsa door een lokale rechtbank verboden zijn pamfletten verder te verspreiden en nog langer te beweren dat F.G. aanhanger zou zijn van een neonazistische groepering. In augustus 2005 bepaalde een hogere Duitse rechtbank dat Brosa wel degelijk F.G.'s persoonlijke belangen had geschaad. Brosa kwam met onvoldoende bewijs aanzetten om zijn punt aan te tonen en zijn vrijheid van meningsuiting over dit onderwerp werd aan banden gelegd. In Brosa's ogen was dit een schending van de vrijheid van meningsuiting en hij trok naar het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) om zijn gelijk te halen. Na grondig onderzoek gaf het EHRM hem gelijk maar het hof was er wel mee eens dat het doel van het verbod - het beschermen van de reputatie van een verkiezingskandidaat - gerechtvaardigd was.

De rechters van het EHRM vonden het onnodig om in een democratische rechtsstaat als Duitsland de vrijheid van meningsuiting te beperken, enkel omdat Brosa door het uitdelen van pamfletten had bijgedragen aan een publiek debat over de politieke banden van zowel een gemeenteraadslid als een kandidaat in de lokale verkiezingen. Volgens het EHRM zijn zulke mensen, meer dan anderen, nu eenmaal ontvankelijk voor kritiek, bijvoorbeeld in de vorm van pamfletten.

Ook ten aanzien van de vraag of op deze pamfletten feiten of meningen stonden afgedrukt, was het EHRM het met de Duitse rechters oneens. Ook al staat de neonazistische groepering waarmee F.G. in verband werd gebracht vanwege haar activiteiten onder permanent politietoezicht, is de term ''neonazi'' op het pamflet breed genoeg om, gebaseerd op persoonlijke ervaringen, op verschillende manieren te worden opgevat. Het is een mening die nooit voor een rechtbank zou hoeven worden aangetoond. De Duitse rechtbanken zaten fout toen ze Brosa opdroegen om met bewijs te komen voor zijn uitspraken. Het EHRM oordeelde met dezelfde redenering over de uitspraak dat de politicus de leden van de groepering zou ''beschermen'', iets dat ook op de pamfletten werd beweerd. Ook dat dient te worden gezien als een mening, gebaseerd op feiten, te weten een brief die F.G. naar een lokale krant stuurde als reacite op een artikel in diezelfde krant van Brosa.

Het EHRM is vooral van mening dat de Duitse rechtbanken hebben gefaald door meer belang te hechten aan de bescherming van de persoonlijke belangen van F.G. dan aan de vrijheid van meningsuiting van Ulrich Brosa.