Tech & Rights

Nieuwe anti-terreurwetten: schijnmaatregelen – teken voor het uitsluiten van nieuwe Belgen

Het Belgisch parlement heeft 3 van de 12 maatregelen, die in de nasleep van Charlie Hebdo-aanval en de antiterroristische operatie begin 2015 in Verviers aangekondigd zijn, aangenomen.

by David Morelli

Als de waakzaamheid en preventie gepast zijn in de huidige context van roerige tijden, moet de overheid maatregelen nemen om tegemoet te komen aan de terechte behoefte aan veiligheid van de burgers. Het is net zo belangrijk dat deze maatregelen niet disproportioneel zijn ten aanzien van burgervrijheden en fundamentele rechten niet ondermijnen.

In die zin komen de maatregelen tegen het terrorisme, die door het parlement worden aanbevolen, niet helemaal tegemoet aan deze broze, maar belangrijke balans. Laten we deze drie maatregelen eens onder ogenschouw nemen.

Uitbreiding van de lijst van terroristische overtredingen

Het parlement heeft nieuwe misdrijven gevormd, namelijk door, aan de ene kant, het afreizen naar het buitenland voor terroristische activiteiten en, aan de andere kant, het binnengaan van België om dezelfde reden, strafbaar te stellen. Deze strafbare feiten lijken meer het resultaat van politiek geneuzel dan een toegevoegde waarde voor veiligheid en strafrechtelijk beleid. Zoals inderdaad opgemerkt is door de Raad van State in zijn advisering, lijkt het dat deze misdrijven geen toegevoegde waarde bieden in de strijd tegen het terrorisme. Dit gedrag wordt ook al strafbaar gesteld door andere terroristische misdrijven (lidmaatschap van een groep, ronselpraktijken, provocatie, enz.).

Uitbreiding van mogelijkheden om nationaliteit af te nemen

Deze maatregel was waarschijnlijk het slechtst denkbare antwoord en wel om twee redenen: Ten eerste omdat het risico bestaat dat er twee categorieën Belgische burgers ontstaan: van hen wier burgerschap nooit ontnomen kan worden en van hen die het elk moment kwijt kunnen raken. Deze maatregel gaat in tegen het “Samen Leven” waar de overheid toe heeft opgeroepen. Het creëert een onderscheid, een ongelijke behandeling van burgers gebaseerd op hun afkomst en maakt van 'nieuwe Belgen' tweederangsburgers.

Deze maatregel ondermijnt de opname van nieuwe Belgen en in België geboren kinderen waarvan de ouders vreemdelingen zijn en/of korteduurverblijvers. Deze kinderen lopen het risico hun nationaliteit kwijt te raken ten ‘gunste’ van een hun onbekende nationaliteit. Het lijkt daarom uitsluiting in de hand te werken en als maatregels zelfs minder nuttig en onrechtmatig omdat het bijna niemand treft die het Midden-Oosten bezocht om te vechten.

Op het tweede punt voegde de Liga voor de Mensenrechten zich bij de mening van de rechters die gespecialiseerd zijn in de strijd tegen terrorisme, dat het terugnemen van de nationaliteit contraproductief is in de context van een effectieve strijd tegen terrorisme. Dit zal mensen die nog steeds kunnen integreren in onze maatschappij ervan weerhouden om terug te keren naar het land van herkomst, maar zal nooit iemand die van plan is om een terroristische daad te verrichten ervan weerhouden om hier terug te komen. Daartegenover zal de laatste categorie, die een echt gevaar voor de veiligheid van burgers vormt, makkelijker uit beeld verdwijnen en het zal moeilijker zijn om ze in de gaten te houden of tegen te houden. Dit toont aan dat deze regering meer interesse heeft in de efficiëntie van de communicatie dan in de strijd tegen terrorisme.

Tijdelijke inname van de identiteitskaart, weigeren van uitgifte paspoort en het bevriezen van nationale tegoeden

De Liga voor de Mensenrechten (LMR) staat er op dat deze maatregelen de rechten van individuen en van juridische procedures moeten respecteren. Met andere woorden: terwijl de regering voorziet dat deze maatregelen door de ministers van Binnenlandse Zaken en Veiligheid genomen kunnen worden na een weloverwogen advisering van OCAD (Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse dat het terrorismedreigingsniveau bepaalt), beschouwt de LMR dat ze altijd voorafgegaan moeten worden door een controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter en opgevolgd door de mogelijkheid voor burgers om beroep bij de rechter in te stellen om de rechtmatigheid van het besluit te toetsen en, algemener, om elk arbitrair besluit te voorkomen. Deze juridische procedure zou ook rekening moeten houden met de juridische deskundiheid van de betrokken burger. En vanuit die gezichtspositie ook lijkt de afwezigheid van elke verwijzing naar rechtsprocedures in de tekst die door het parlement is goedgekeurd, niet voldoende.

De roerige context zou in geen geval een verdere uitbreiding van de algehele afbreuk van het gewoonterecht mogen toestaan. De vaststelling van het antiterroristen-arsenaal, waar lang op gewacht is, zou door het parlement moeten worden opgepakt.