Tech & Rights

Mag Jezus in Litouwen een spijkerbroek dragen?

Een reclamecampagne van modeontwerper Robertas Kalinkinas heeft in Litouwen voor veel ophef gezorgd. De vrijheid van meningsuiting werd ingeperkt. De Human Rights Monitoring Institute heeft bij het Europees mensenrechtenhof een klacht ingediend.

by Human Rights Monitoring Institute

Handelend in het belang van de Litouwse modeonterwerper Robertas Kalinkinas, heeft de Human Rights Monitoring Institute (HRMI) bij het Europees Hof voor de Rechten van Mens* een verzoekschrift ingediend als antwoord op de inperking van de vrijheid van meningsuiting binnen de reclamecampagne van Kalinkinas voor zijn voorjaars- en zomercollectie, die in het najaar van 2012 van start ging.

Op de reclameposters was een vrouwelijk en een mannelijk model te zien, gestoken in de kleding van Kalinkinas en met daaronder de slogans ‘‘Jesus, what a jeans!’’, ‘‘Mother of God, what a dress!’’ en ‘‘Jesus, Mary, what a style!’’. De warenautoriteit verklaarde dat er op de posters op een onrespectvolle en ongepaste manier gebruik werd gemaakt van religieuze symbolen en zij daarom als belediging van de publieke waardigheid en integriteit konden worden beschouwd. Verwijzend naar deze conclusies oordeelde de consumentenbeschermingsautoriteit op haar beurt dat de posters inbreuk maakten op de bepaling van de reclamewet die gaat over de publieke moraal, en legde op basis daarvan de ontwerper een boete op van, omgerekend, 575 euro.

Een tegenstrijdige interpretatie van de reclamewet

Volgens Karolis Liutkevičius, juridisch medewerker bij de HRMI, vormt deze veroordeling, samen met de tegenstrijdige interpretatie van de reclamewet, een onredelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting van zowel kunstenaars als zakenlui. ‘‘De reclamewet verbiedt het aanzetten tot religieuze haat, niet het gebruik van religieuze symbolen. Binnen de campagne van Kalinkinas werd geen gebruik gemaakt van afbeeldingen waarop de kerk, haar vertegenwoordigers of gelovigen belachelijk worden gemaakt en ook niet van slogans of andere reclamemiddelen die aanzetten tot religieuze haat. Enkel het feit dat de afbeeldingen en de slogans in verband kunnen worden gebracht met godsdienst – iets dat door geen enkele Litouwse wet wordt verboden – kan geen overtreding zijn’’, aldus Liutkevičius.

Daarnaast zijn zowel de afbeeldingen als de kleren die erop te zien zijn, kunstwerken. Daaromstaat het opleggen van boetes aan kunstenaars voor het gebruik van religieuze symbolen in hun werk gelijk aan het inperken van de culturele en creatieve vrijheid die door de Litouwse grondwet wordt gegarandeerd. Afbeeldingen van aantrekkelijke jonge mensen die mooie kleding dragen brengen een glimlach teweeg omdat zij veelvoorkomende uitroepen in gedachten brengen die verwondering en ontzag uitdrukken ten aanzien van een in Litouwen populair object of persoon. Het is uit den boze dat de afbeeldingen kunnen worden beschouwd als aanzet tot haat of blasfemie.

100 gelovigen

‘‘Het feit dat Litouwse rechtbanken niet naar deze argumenten hebben geluisterd en spreken van een verbod (dat in werkelijkheid in geen enkele Litouwse wet kan worden gevonden) op het gebruik van of het verwijzen naar religieuze symbolen in reclame-uitingen, is op zichzelf een paradox. Daarnaast bepaalde de rechter dat de hele Litouwse maatschappij het Rooms-katholieke geloof omarmt en zijn waarden aanhangt’’, zegt de voorzitter van de HRMI,Dovilė Šakalienė.

‘‘De rechtbank toetste op creatieve wiskundige wijze de bewijskracht: zij hield rekening met een brief van de Litouwse bisschoppenconferentie waarin 100 gelovigen beweerden dat de posters bij hen een gevoelige snaar hadden geraakt. Ik vermoed dat als de advocaat van de modeontwerper de handtekeningen van 101 Rooms-katholieken die zich door de posters niet beledigd voelen, had verzameld, was de zaak anders afgelopen.’’

Deze zaak werpt ernstige vragen op over de Litouwse maatschappij. Weten Litouwers wel wat godsdienstvrijheid behelst en hoe zij verwantschap houdt met de vrijheid van meningsuiting? Wordt er niet met twee maten gemeten ten aanzien van verschillende godsdiensten? Recentelijk is bekend geworden dat het Litouws Parlement (de Seimas) overweegt om de bisschoppenconferentie voor te dragen als oprichtend lid van de Ethische commissie voor publiekscommunicatie - een zelfregulerend orgaan van de media in wording. Ten aanzien van de reclameposter met een jongeman in spijkerbroek die lijkt op Jezus, heeft de Seimas in mei 2013 een wijziging doorgevoerd aan de reclamewet om de weergave van religieuze symbolen in reclames in te perken.

‘‘Als Jezus overal is, waarom mag hij dan niet in onze reclames voorkomen?’’

In de context van al deze beperkingen, is het goed om in herinnering te brengen dat volgens het recht Litouwen geen officiële staatsgodsdienst heeft en dat de Litouwse maatschappij afhankelijk is van het bedrijfsleven. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en kunstenaars komt niet alleen beide partijen ten goede, maar alle Litouwers: provocerende en onverwachte kunst, legt de lat hoger voor reclame-uitingen en moedigt aan om kritisch te denken en open te staan voor verschillende ideeën.

‘‘Dit verhaal heeft een enorme impact gehad en zal naar mijn mening in de toekomst een nog grotere impact hebben. Voor mij is deze zaak an sich geen principekwestie, het is een manier om precedentwerking te creëren en belangrijke maatschappelijke vragen op te werpen’’, verklaart Kalinkinas. ‘‘Voorlopig kan ik de zaak slechts samenvatten met een knipoog: als Jezus overal is, waarom mag hij dan niet in onze reclames voorkomen?’’

* Het gaat om de zaak Sekmadienis UAB tegen Litouwen. Sekmadienis UAB kreeg opdracht van de ontwerper om de presentatie te verzorgen van de voorjaars- en zomercollectie waarvoor de in het artikel genoemde reclamecampagne werd gehouden.