Tech & Rights

Britse geheime dienst heeft ongelimiteerd toegang tot gegevens van de NSA

​Uit informatie van de Britse geheime dienst GCHQ over binnenlandse surveillance, blijkt dat Britse geheime diensten geen toestemming nodig hebben om ongelimiteerde hoeveelheden inlichtingen van de Amerikaanse NSA te kunnen ontvangen.

by Liberty

Uit recent vrijgegeven informatie van de Britse geheime dienst GCHQ over geheime binnenlandse surveillance, blijkt dat Britse geheime diensten geen toestemming nodig hebben om ongelimiteerde hoeveelheden inlichtingen van de Amerikaanse NSA of andere buitenlandse diensten te kunnen ontvangen en zij de ontvangen gegevens twee jaar in een grootschalige databank mogen bewaren.

Details over tot voor kort onbekend binnenlands beleid, die het GCHQ heeft moeten onthullen tijdens een rechtszaak over surveillancepraktijken die werd aangespannen naar aanleiding van de onthullingen van Edward Snowden, laten zien dat de Britse geheime diensten toegang hebben tot bulkgegevens via kabels uit de VS of via zakelijke partnerschappen met de VS, zonder dat zij hiervoor toestemming nodig hebben van de minister van Binnenlandse Zaken. Dit strookt niet met de verklaringvan de Commissie voor geheime diensten uit juli 2013, waarin zij stelde dat het GCHQ altijd toestemming nodig heeft als het op informatie uit de VS aast.

Zwakke waarborgen

Uit de ‘regelingen’, zoals zij door de Britse regering worden genoemd, valt op te maken dat onderschepte gegevens die van buitenlandse diensten zijn ontvangen, niet onderhevig zijn aan de toch al zwakke waarborgen die van toepassing zijn op de onderschepte communicatie in het binnenlandse Tempora surveillanceprogramma. Britse geheime diensten kunnen ongebreideld speuren in buitenlandse inlichtingen (zowel inhoud als metagegevens) en kunnen die tot wel twee jaar bewaren.

Beschrijvingen van het surveillancebeleid werden geopenbaard aan de aanklagende partijen na afloop van een geheime hoorzitting in het Tribunaal voor onderzoeksbevoegdheden, dat momenteel een aanklacht tegen de surveillancepraktijken van het GCHQ van mensenrechtenorganisaties, waaronder Privacy International, Liberty en Amnesty International, in overweging neemt. Een openbare zitting in deze rechtszaak vond plaats in juli, maar de regelingen zijn tegenover het tribunaal onthuld in een zitting waarbij de aanklagende partijen niet aanwezig mochten zijn. Toch kunnen zij hier nu wel commentaar op leveren.

‘‘We hebben altijd al gezegd dat de wet ons onvoldoende beschermt tegen massasurveillance door de geheime diensten,’’ verklaart de juridisch directeur van Liberty. ‘‘De regering koos er tijdens de hoorzitting voor om te zeggen dat er waarborgen zijn, maar dat die niet openbaar kunnen worden gemaakt. Afgezien van de vraag of geheime waarborgen ooit toereikend kunnen zijn, doet de met tegenzin vrijgegeven informatie anders vermoeden.’’

Het is de eerste keer dat de Britse regering gegevens over het geheime binnenlandse beleid heeft vrijgegeven. Zij steunt op het bestaan van dit beleid om aan te tonen dat de massale surveillancepraktijken en de uitgebreide uitwisseling van surveillancegegevens met de NSA, in overeenstemming zijn met de wet. De regering zegt dat de regelingen ervoor zorgen dat haar handelen in overeenstemming is met de Human Rights Act, ook al hield zij die regelingen geheim en waren ze niet onderhevig aan openbaar onderzoek.

Toegang tot bulkgegevens

De geopenbaarde regelingen leggen ook de minimale waarborgen en de slecht functionerende beperkingen bloot ten aanzien van het delen van bulkgegevens met andere regeringen. Het feit dat het GCHQ grote hoeveelheden ‘ongeanalyseerde’ gegevens kan aanvragen bij buitenlandse inlichtingendiensten zonder toestemming, eenvoudigweg omdat het verkrijgen van die gegevens in het VK ‘‘technisch niet haalbaal zou zijn’’, laat de tekortkomingen zien in de wet als het gaat om de samenwerking tussen inlichtingendiensten. Het evidente risico bestaat dat deze regelingen geheime diensten de mogelijkheid geven om bij het verzamelen van grote hoeveelheden gegevens, Britse juridische beperkingen te omzeilen.

Er wordt daarnaast ernstig getwijfeld aan de mate van toezicht van de Commissie voor geheime diensten, die, als onderdeel van haar onderzoek naar privacy and veiligheid, twee weken geleden een getuigenverklaring afnam van de minister van Binnenlandse zaken. In juli 2013 deed de Commissie onderzoek naar de toegang van het GCHQ tot het PRISM-programma van de NSA en stelde het grote publiek gerust door te verklaren dat ‘‘iedere keer als de GCHQ informatie nodig had uit de VS, er al sprake was van toestemming van een minister, in overeenstemming met de juridische waarborgen die zijn opgenomen in de Regulation of Investigatory Powers Act uit 2000’’.

Deze verklaring laat in het midden of het GCHQ op zoek kon gaan naar informatie zonder toestemming en maakte dus niet duidelijk dat de dienst deze toestemming niet nodig heeft voor het verkrijgen van onderschept materiaal als onderdeel van de programma’s PRISM en Upstream. De verklaring beperkt zich bovendien tot de gevallen waarbij het GCHQ zelf op zoek is naar informatie en geeft geen duidelijkheid over de gang van zaken als de dienst ongevraagd grote hoeveelheden gegevens van de NSA toegeschoven krijgt.

surveillance , privacy