Tech & Rights

De Europese Unie worstelt met haatmisdrijven

Als het toenemend antisemitisme een teken is dat Europa vijandig wordt ten opzichte van alle minderheden, dan is het moeilijk te begrijpen waarom een recent Europees colloquium over haatmisdrijven zich enkel richtte op twee kwetsbare groepen.

by LibertiesEU

De gewelddadige antisemitische aanvallen in Parijs in januari 2015 brachten een schok teweeg in Europa. Door de moorden werd Frans Timmermans, de eerste vicevoorzitter van de Europese Commissie, met een schok in beweging gebracht en bracht hij vorige week vertegenwoordigers van joodse en moslimgemeenschappen, activisten, deskundigen, ambtenaren en politici samen tijdens een colloquium over antisemitisme en islamofobie. Volgens Timmermans “keren de donkere, lelijke machten in onze samenlevingen zich altijd als eerste tegen minderheden. En altijd het eerst tegen Joden.” Met andere woorden, antisemitisme is de kanarie in de kolenmijn, als het gaat om het signaleren van niveaus van intolerantie in Europa.

Als antisemitisme een signaal is dat Europa vijandiger wordt tegen alle minderheden, dan is het moeilijk te begrijpen waarom de Commissie zich alleen focuste op twee kwetsbare groepen. De EU zou moeten worden geprezen omdat zij opnieuw een lans breekt voor wederzijds vertrouwen, begrip en respect tussen twee bevolkingsgroepen die vaak door haatopruiers tegenover elkaar worden gezet. Sommigen zouden zeggen dat dit al reden genoeg is om alleen de pijlen op antisemitisme en islamofobie te richten. Maar het smalle perspectief van het colloquium is op twee manieren problematisch.

Haatmisdrijven zijn een algemeen probleem

Ten eerste, wanneer je naar Europa in zijn geheel kijkt, zie je dat de pijlen van haatmisdrijf op verschillende groepen worden gericht, op verschillende niveaus en in verschillende landen. In sommige landen richten extremisten hun haat op de joodse gemeenschap, in andere op moslims en weer in andere op de Roma, de reizenden, mensen van Afrikaanse origine, LHBT'ers, mensen met een handicap of tegen mensen van een andere nationaliteit.

Vanuit dit bredere perspectief wordt duidelijk dat het probleem van Europa antisemitisme en islamofobie omvat, maar ook groter is dan dat. Het probleem van Europa is dat een deel van de maatschappij in ieder land de behoefte voelt om op één of meerdere minderheden de pijlen te richten. De doelgroep varieert afhankelijk van sociale, economische, politieke en historische factoren.

Als onderdeel van de strijd tegen haatmisdrijven pleitte Timmermans ervoor om twee coördinatoren aan te stellen die rechtstreeks aan hem rapporteren: één met betrekking tot antisemitisme en één voor islamofobie. De EU loopt het risico dat het een boodschap de wereld instuurt dat haat ten opzichte van andere groeperingen minder erg is. Bovendien, als haatmisdrijven een probleem worden voor alle minderheden, dan heeft dat waarschijnlijk een onderliggende oorzaak. Beleidsmakers zullen het lastiger vinden om de diepere oorzaken te ontdekken en aan te pakken als zij zich slechts op twee groepen richten.

De wortels ontdekken

En dit was een tweede probleem met de discussie. De meeste sprekers richtten zich op hoe de symptomen van haat moeten worden aangepakt, in plaats van dat er gekeken werd naar de redenen onder de oppervlakte (a) waarom mensen vooroordelen ontwikkelen en (b) hoe mensen met vooroordelen de stap zetten naar geweldsdaden. Hierdoor werd tijdens het debat veel tijd besteed aan vragen over het beheersen van hatelijke uitspraken, hoe slachtoffers ervan te overtuigen dat ze haatmisdrijven bij de politie moeten aangeven, hoe te garanderen dat haatmisdrijven worden vervolgd en hoe men de veiligheid kan verbeteren.

Deze maatregelen zijn noodzakelijk om slachtoffers te beschermen en om ze gerechtigheid te geven, om daders af te schrikken en om de verdraagzaamheidswaarden van de samenleving te versterken. Maar ze doen erg weinig om de haat vanuit de wortel uit te trekken. Helaas was er onder de deelnemers veel minder discussie over hoe mensen opgevoed moeten worden tegen vooroordelen of hoe voorkomen kan worden dat zij voor geweld kiezen.

Er is in toenemende mate onderzoek (in verband met extreemrechtse en extreem-islamitische criminaliteit) dat suggereert dat groepen binnen de samenleving die armoede en sociale uitsluiting ervaren veel gevoeliger zijn voor radicalisering. Dit wil niet zeggen dat er een eenvoudige oorzaak-gevolg relatie kan worden gelegd. Maar armoede en maatschappelijke uitsluiting, samen met andere factoren, maken bevolkingsgroepen vatbaarder voor het voortbrengen daders van haasmisdrijven.

En toch legde het colloquium weinig, zo niet geen belang bij het feit dat meer dan een kwart van de kinderen in de EU het risico lopen op armoede en sociale uitsluiting. En ook niet op het feit dat minderheidsgroepen in Europa te maken hebben met marginalisatie vanwege discriminatie in onderwijs, huisvesting en de arbeidsmarkt.

De commissie moet actiever worden

De Commissaris voor Justitie, Věra Jourová, die de bijeenkomst afsloot, had gelijk toen ze er op wees dat nationale overheden de eerste verantwoordelijkheid dragen om deze problemen op te lossen. Maar in veel lidstaten halen populistische politici stemmen weg door de haat op te stoken en de grote partijen beschouwen het voorstaan van gelijkheid voor groepen aan de rand van de samenleving een politiek risico.

De Commissie heeft de macht om dit te veranderen door EU-gelijkheidswetgeving te handhaven tegen landen die minderheden apart zetten of hen de gelijke toegang tot onderwijs en arbeid ontzeggen. Ook zou de Commissie EU-wetgeving inzake haatmisdrijven en hatelijke uitspraken kunnen afdwingen en haar politieke invloed kunnen gebruiken door de haatopruiers te veroordelen. Ook zou ze fondsen aan NGO’s beschikbaar kunnen stellen om slachtoffers te helpen om via de rechtbank Unierecht ten uitvoer te laten brengen.

Helaas is de Commissie van oudsher weggedoken voor het beschermen van grondrechten in de EU en is ze pas kortgeleden haar eerste twee rechtszaken begonnen tegen regeringen vanwege het discrimineren van een etnische minderheid. Als beleidsmakers haatmisdrijven willen uitroeien, zullen zij zowel symptomen als oorzaken moeten aanpakken. En als nationale regeringen deel van het probleem worden, moet de Commissie zich actiever inzetten om de wet te handhaven.

Door Israel Butler and Dovilé Šakaliené