Tech & Rights

Twee smaadzaken met betrekking tot Poolse journalisten, twee verschillende uitkomsten

In twee vergelijkbare zaken waarin Poolse journalisten werden beschuldigd van smaad, kwam het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tot verschillende uitspraken.

by Polish Helsinki Foundation for Human Rights

Recentelijk heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) twee uitspraken gedaan ten aanzien van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van journalisten voor smaad en kwam hierbij tot twee verschillende conclusies.

In de zaak Maciejewski tegen Polen stelde het EHRM vast dat de vrije meningsuiting van een journalist was geschonden nadat hij was veroordeeld voor smaad omdat hij in een artikel rechtbankmedewerkers had beledigd. De rechters benadrukten echter dat de journalist op zorgvuldige wijze onregelmatigheden in het rechtswezen aan het licht had gebracht.

In de tweede zaak, Łozowska tegen Polen, trokken de rechters de zorgvuldigheid van een journalist, die zich kritisch had geuit over een voormalig rechter uit Białystok (Noordoost-Polen), juist in twijfel en oordeelden dat zijn vrijheid van meningsuiting ex artikel 10 EVRM niet was geschonden.

Maciejewski tegen Polen

Marian Maciejewski is een journalist uit Wrocław en een voormalig werknemer van Gazeta Wyborcza. In 2004 schreef hij voor deze krant een artikel over de misstanden binnen de rechtspraak in Neder-Silezië getiteld ‘‘De leugenachtige blik van de Themis van Wrocław’’. Hierin omschreef hij twee medewerkers van de rechtbank van Wrocław (Zuidwest-Polen) als ‘‘dieven’’ die werkzaam waren voor een ‘‘maffia-achtig verbond tussen de aanklager en de rechter’’. De rechtbank van het nabijgelegen Brzeg veroordeelde Maciejewski voor smaad en legde hem een boete op van omgerekend 450 euro. Daarnaast moet hij 250 euro overmaken aan een goed doel. Deze uitspraak werd bekrachtigd door de rechter in Opole.

In de ogen van het EHRM werd met deze veroordeling de vrijheid van meningsuiting van de journalist geschonden. Volgens de rechters in Straatsburg hadden de nationale rechtbanken geen onderscheid gemaakt tussen waardeoordelen en feiten en er bovendien geen rekening mee gehouden dat Maciejewski zijn informatie zorgvuldig had vergaard en geopenbaard.

‘‘Het EHRM benadrukte dat nationale rechtbanken er bij smaadzaken niet alleen rekening mee moeten houden wat voor gevolgen de uitspraak heeft voor de journalist in kwestie, maar voor de media in het algemeen’’, legt advocaat bij de Helsinki Foundation for Human Rights (HFHR) Dominika Bychawska-Siniarska uit. Samen met de vicevoorzitter van deze ngo, Adam Bodnar, vertegenwoordigde zij Maciejewski voor het EHRM.

Łozowska tegen Polen

In een vergelijkbare zaak werd Marzanna Łozowska veroordeeld voor smaad tegen voormalig rechter B. L. De journalist schreef dat B. L. ‘‘gestraft was voor haar schimmige banden met de onderwereld’’. B.L. was namelijk uit haar ambt ontheven en gestraft door de tuchtrechtelijke instanties van het Poolse rechtswezen nadat ze ervan werd beschuldigd haar rechterlijke macht te hebben misbruikt door te proberen een einde te maken aan een strafzaak tegen haar man.

De Poolse rechters die zich over de zaak bogen bepaalden dat de documenten van rechter B.L.'s tuchtprocedure Łozowska niet het recht gaven om te schrijven over banden met criminele groepen. Zo zouden lezers namelijk de onjuiste indruk krijgen dat B.L. er zelf criminele contacten op nahield en dat dat de reden van haar ontslag zou zijn.

Het EHRM sloot zich bij deze redenering aan en wees erop dat Łozowska de journalistieke gedragscode had geschonden door niet geverifieerde informatie naar buiten te brengen. ‘‘Volgens het EHRM had de verzoeker het recht om in het openbaar belang het publiek te informeren over de onregelmatigheden binnen het functioneren van het rechtswezen, maar had zij geen ernstige beschuldigen mogen doen zonder feitelijke basis’’, zegt Bychawska-Siniarska.

In 2011 maakte de HFHR via een amicus curiae zijn standpunt in deze zaak duidelijk. ‘‘In dit advies wezen we erop dat de journalist zich beriep op de publieke uitlatingen van de toenmalige minister van Justitie, die zich over de zaak van B. L. uitliet in de context van haar banden met de ‘onderwereld’. Het EHRM heeft in zijn uitspraak echter niet naar dit argument verwezen’’, verklaart Dorota Głowacka, advocaat bij de HFHR .