Tech & Rights

De Médor zaak: onwettige gerechtelijke censuur in België

Het besluit dat de publicatie van het tijdschrift Médor voorkomt is een ernstige aanval op de persvrijheid en op de vrijheid van meningsuiting zoals die in Europese wetgeving wordt beschermd.

by David Morelli

Het kort gedinguitspraak welk de publicatie van de eerste uitgave van het tijdschrift Médor verbood plaatst private economische belangen boven het recht van burgers op informatie. Het is ook in directe tegenspraak met de Belgische grondwet en met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Op 18 november jongstleden wees de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het Belgische Namen het verzoek van Mithra Pharmaceuticals toe en gebood een onmiddellijke stop op de publicatie van het tijdschrift Médor, op straffe van astronomische boetes.

Private belangen overheersen

Het verzoek van Mithra was gedaan om de publicatie te stoppen van het journalistiek onderzoek van het tijdschrift naar mogelijke onregelmatigheden in de relaties tussen het Waalse farmaceutische bedrijf en de lokale autoriteiten. Een onderwerp dat heel duidelijk van algemeen belang is.

In een procedure zonder voorafgaande hoor en wederhoor, iets dat in België bijzonder zeldzaam is, legitimeerde een rechter de inbreuk van private economische belangen in het recht op informatie van burgers. Deze eenzijdige beslissing vormt een aanzienlijk gevaar voor de vrijheid van informatie en de juridische basis voor deze censuur is erg twijfelachtig.

Een onjuiste uitspraak

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft namelijk in 2011 in de zaak RTBF tegen België geoordeeld dat de rechtsgronden die in dat geval gebruikt waren om censuur van persmateriaal in België te rechtvaardigen (namelijk artikel 18, 19, 584 en 1039 van het Gerechtelijk Wetboek en art. 1382 van het Burgerlijk Wetboek) niet kunnen worden beschouwd als "specifieke wettelijke bepalingen". Deze mogen daarom geen voorrang hebben op de vrijheid van meningsuiting zoals dit onder het Verdrag voor de Rechten van de Mens wordt beschermd.

De uitspraak van de Namense rechtbank moet worden beschouwd als zowel een schending van de Belgische grondwet (artikel 19, dat de persvrijheid garandeert, en artikel 25, dat de persvrijheid garandeert) als van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De Liga van Mensenrechten (LDH) maakt van de gelegenheid gebruik om de lezer eraan te herinneren dat vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie twee hoekstenen zijn van de rechtsstaat.

De LDH is ervan overtuigd dat in de loop van toekomstige hoorzittingen en beraadslagingen deze wezenlijke rechten zullen zegevieren over individuele belangen van een privaat bedrijf en dat Médor spoedig vrijelijk de publicatie van zijn onderzoeken kan voortzetten.