Tech & Rights

Slechte dag voor privacy Nederlanders in Paspoortproces

Na een jarenlang juridische strijd tegen de opslag van vingerafdrukken onder de Paspoortwet, één van de zwaarste privacyschendingen in Nederland, werden Privacy First en 19 mede-eisers op 22 mei niet-ontvankelijk verklaard door de Hoge Raad.

by PILP
Image: CPOA - Flickr/CC content

Sinds mei 2010 voerde Stichting Privacy First samen met 19 mede-eisers (burgers) een grootschalige rechtszaak tegen de centrale opslag van vingerafdrukken onder de Paspoortwet (Paspoortproces). Dit was een civielrechtelijke zaak. Individuele burgers konden voor deze kwestie immers niet bij de bestuursrechter terecht. Burgers konden namelijk slechts bij de bestuursrechter terecht als zij daartoe eerst een individueel besluit zouden uitlokken: een bestuurlijke weigering om een paspoort (of ID-kaart) te verstrekken na een individuele weigering om vingerafdrukken te laten afnemen. Men kon dus slechts bestuursrechtelijk procederen als men bereid was om jarenlang zonder paspoort (of ID-kaart) door het leven te gaan.

De bepaling in de Paspoortwet over centrale opslag van vingerafdrukken (art. 4b) was (en is) bovendien nog niet in werking getreden. De bestuursrechter was daarom onbevoegd om deze bepaling te toetsen. Rechtstreeks beroep tegen wetgeving is in het Nederlandse bestuursrecht (in tegenstelling tot andere landen) bovendien onmogelijk. De bestuursrechter kon artikel 4b Paspoortwet dan ook slechts individueel en indirect ("exceptief") aan hogere privacywetgeving toetsen nadat dit artikel in werking getreden zou zijn, dus pas nadat centrale opslag (en uitwisseling) van ieders vingerafdrukken een fait accompli zou zijn.

Om massale privacyschending te voorkomen resteerde voor Privacy First c.s. dus slechts de civiele rechter als enige bevoegde rechter. Sinds jaar en dag is de civiele rechter immers bij uitstek de rechter waar nationale wetgeving rechtstreeks aan hogere (privacy)wetgeving kan worden getoetst, zelfs als die nationale wetgeving nog niet in werking getreden is maar wel een dreigende privacyschending inhoudt.

Sterke zaak

Privacy First kon (als relevante stichting) deze zaak civielrechtelijk voeren in het algemeen belang, namens iedere Nederlander. Sinds begin jaren 90 kan dit middels een speciale procedure in het Burgerlijk Wetboek: de zogeheten 'algemeen-belangactie' onder art. 3:305a BW. Ook de Hoge Raad leek hiertoe alle seinen op groen te hebben gezet, althans tot de dagvaarding van de Staat door Privacy First c.s. in mei 2010.

In juli 2010 doorbrak de Hoge Raad echter zijn eerdere jurisprudentie door te verklaren dat belangenorganisaties nog slechts bij de civiele rechter terecht zouden kunnen als voor individuele burgers geen bestuursrechtelijke rechtsgang openstond. Voor de kwestie in ons Paspoortproces konden burgers nu juist echter niet bij de bestuursrechter terecht. Dus hadden Privacy First c.s. nog steeds een sterke zaak. Bovendien leken de nieuwe ontvankelijkheidscriteria van de Hoge Raad niet van toepassing op algemeen-belangacties, maar slechts op zogeheten 'groepsacties' (namens een bepaalde groep mensen i.p.v. de hele bevolking).

Onbegrijpelijk oordeel Hoge Raad

In februari 2011 verklaarde de rechtbank Den Haag het Paspoortproces onterecht niet-ontvankelijk. Vervolgens stelden Privacy First c.s. hoger beroep in. Mede onder druk van dit hoger beroep werd de centrale (en decentrale, gemeentelijke) opslag van vingerafdrukken in de zomer van 2011 (grotendeels) stopgezet en werd de afname van vingerafdrukken voor ID-kaarten begin 2014 afgeschaft. In februari 2014 verklaarde het Hof Den Haag Privacy First vervolgens alsnog - in het algemeen belang - ontvankelijk en oordeelde dat centrale opslag van vingerafdrukken in strijd was met het recht op privacy. Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken reageerde not amused en eiste cassatie bij de Hoge Raad.

Tegen alle verwachtingen in (Privacy First had immers vrijwel alle wetgeving, wetsgeschiedenis, jurisprudentie én rechtsliteratuur aan haar zijde) verklaarde de Hoge Raad vervolgens op 22 mei zowel Privacy First als de 19 mede-eisers (burgers) niet-ontvankelijk. Volgens de Hoge Raad kunnen deze individuele burgers immers bij de bestuursrechter terecht en is ook voor Privacy First daardoor de weg naar de civiele rechter afgesloten. Dit terwijl de laatste jaren nu juist was gebleken dat onze mede-eisers niet bij de bestuursrechter terecht konden, althans niet ter toetsing van art. 4b Paspoortwet (centrale opslag van vingerafdrukken). In talloze bestuursrechtelijke zaken verklaarden de bestuursrechters van diverse rechtbanken zich daartoe de laatste jaren onbevoegd. Voor Privacy First als belanghebbende organisatie stond de weg naar de bestuursrechter daardoor evenmin open.

Dat de Hoge Raad nu oordeelt alsof dit niet zo is, is simpelweg onbegrijpelijk. Van procederende burgers kan bovendien niet gevergd worden dat zij jarenlang zonder paspoort door het leven gaan. Evenmin kan van burgers gevergd worden dat zij eerst hun privacy laten schenden (vingerafdrukken afstaan en zelfs laten opslaan) voordat zij dit kunnen laten toetsen. Dat de Hoge Raad dit wel lijkt te vereisen is niet alleen onbegrijpelijk (en in strijd met eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad zelf), maar ook ronduit verwerpelijk.

Gat in de rechtsbescherming

Het oordeel van de Hoge Raad creëert een juridisch vacuüm: ter toetsing van massale, dreigende privacyschending (zoals centrale opslag van vingerafdrukken onder de Paspoortwet) kunnen burgers en organisaties hierdoor wellicht noch bij de civiele rechter, noch bij de bestuursrechter terecht. Dit slaat een groot gat in de Nederlandse rechtsbescherming zoals die de laatste decennia gold. De Hoge Raad schuift de zaak weliswaar door naar de hoogste bestuursrechter (Raad van State), maar het is hoogst onzeker of de Raad van State centrale opslag van vingerafdrukken onder de Paspoortwet alsnog zal kunnen en willen toetsen. De Hoge Raad had het oordeel van de Raad van State in een viertal actuele, parallelle bestuursrechtelijke zaken rond de Paspoortwet dan ook eerst dienen af te wachten alvorens uitspraak te doen in het Paspoortproces van Privacy First. Door dit niet te doen is de Hoge Raad geheel voorbarig op de stoel van de Raad van State gaan zitten, zet het de Raad van State onder zware druk en neemt de Hoge Raad een enorm risico. Mocht de Raad van State binnenkort immers anders oordelen dan de Hoge Raad (namelijk dat de Raad van State ter zake onbevoegd is), dan slaat de Hoge Raad hiermee een gigantische flater én creëren de Hoge Raad en Raad van State gezamenlijk een enorm gat in de Nederlandse rechtsbescherming in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Meervoudige schending EVRM

Privacy First c.s. wachten het oordeel van de Raad van State met spanning af. Intussen zullen Privacy First c.s. alvast een klacht bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg voorbereiden wegens schending van art. 8 EVRM (recht op privacy) én art. 6 en 13 EVRM (recht op toegang tot de rechter en een effectief rechtsmiddel). Ondanks de kafkaëske anticlimax bij de Hoge Raad ligt daarmee een Europese veroordeling van Nederland in het verschiet.

Bijdrage van: Privacy First

privacy