Tech & Rights

EHRM beperkt invoering wetgeving met terugwerkende kracht

Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft geoordeeld tegen het gebruik van Italië van wetgeving met terugwerkende kracht.

by Polish Helsinki Foundation for Human Rights

In 1998 werd in Italië een wet ingevoerd die zorgde voor belastingvermindering van landbouwbedrijven in minder ontwikkelde gebieden van het land. Dankzij deze belastingvermindering hoefden de bedrijven nog maar de helft van de gezondheidskosten voor hun werknemers af te dragen. Het Nationaal instituut voor sociale voorzieningen (INPS) gaf daarna een interpretatie van de wet gebaseerd op een alternatieve in plaats van een cumulatieve toepassing van deze afdrachten voor de gezondheidszorg.

Wet met terugwerkende kracht

Vier Italiaanse bedrijven die gebruik maakten van de belastingvermindering klaagden het INPS aan omdat de afdrachten volgens hen wel degelijk op cumulatieve wijze moesten worden toegepast. Ze waren uit op het geld dat zij onder deze interpretatie van de wet zouden hebben ontvangen. De eerste rechter die zich over de zaak boog en de beroepsinstanties in Italië schaarden zich achter de bedrijven.

In 2003, na de uitspraken van deze lagere rechtbanken maar nog voordat de juridische strijd gestreden was, nam Italië wet nr. 326 aan, waarin wordt bepaald dat de afdrachten niet cumulatief kunnen worden aangewend. Als reactie hierop stapte het INPS naar het Italiaanse Hof van Cassatie, die de eerdere uitspraken tenietdeed. De zaak verscheen in 2006 voor het Italiaans Constitutioneel Hof, waar de wet een jaar later werd bekrachtigd en het arrest van het Hof van Cassatie werd bevestigd. Het Constitutioneel Hof redeneerde dat de wetgever wetten met terugwerkende kracht kan opstellen, mits die terugwerkende kracht redelijk en gerechtvaardigd is.

Schending van het recht op een eerlijk proces

Vervolgens stapten de landbouwbedrijven naar het Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) omdat zij Italië ervan beschuldigden artikel 6 § 1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) – het recht op een eerlijk proces – te hebben geschonden. Er werd immers ten tijde van de rechtszaak een wet met terugwerkende kracht ingevoerd waarmee de uitkomst van de betreffende rechtszaak kon worden bepaald. Daarnaast wezen de bedrijven erop dat, als gevolg van de wet, hun aanspraak op geld dat werd ingehouden door het INPS, met terugwerkende kracht kwam te vervallen.

Op 24 juli 2014 erkende het EHRM in de zaak Azienda Agricola Silverfunghi S.A.S. et. al. tegen Italiëdat er sprake was van een schending van artikel 6. Zelfs al was de nieuwe wet nodig om duidelijkheid te verschaffen over bestaande rechtsonzekerheden, waren de omstandigheden van de zaak – met name het publieke belang ten aanzien van de invoering van de wet – niet belangrijker dan het gevaar van wetgeving met terugwerkende kracht.Volgens het EHRM bestond er vanuit het publieke belang geen overtuigende aanleiding om de wet niet met terugwerkende kracht toe te passen.

Ruime beoordelingsmarge

Ten aanzien van de bewering van de bedrijven dat hun eigendomsrecht was geschonden, bepaalde het EHRM dat er in alle belastingwetgeving een juiste balans moet zijn tussen de fiscale belangen van de staat en de bescherming van de rechten van individuen. Volgens de rechters in Straatsburg moet EU-landen een ‘‘ruime beoordelingsmarge’’ worden gegeven bij het bepalen van fiscaal beleid en het vinden van evenwicht tussen sociaal en economisch beleid. Op basis daarvan was het besluit van Italië om de belastingwet op alternatieve wijze toe te passen rechtmatig, aangezien dit bedoeld was om de overheidsuitgaven naar beneden te brengen, ten voordele van de belastingbetaler.

Dit arrest laat zien dat het EHRM terughoudend is om de rechten die individuen onder het EVRM genieten ook te laten gelden voor bedrijven. De rechters kwamen op basis van het principe van de beoordelingsmarge tot de conclusie dat de eigendomsrechten van de bedrijven niet waren geschonden en hiermee erkennen zij dat het EVRM in de EU-landen op verschillende wijzen wordt geïnterpreteerd. Bovendien houdt het EHRM met dit arrest vast aan zijn trend om publiekrechtelijke heffingen via het EVRM te beschermen.